WhatsApp
Telefoon

#50books: de Wispeltroet

door | 17 februari 2014 | Boeken, Overige | 0 Reacties

blauwbilgorgel


Of ik vroeger ben voorgelezen vroeg ik gisteren in de zevende #50books vraag en wat dan mijn favoriete herinnering was en of ik mijn kinderen ook voorlees. Om met de laatste vraag te beginnen, want die is het makkelijkst: ik heb geen kinderen, maar als ik ze had zou ik ze voorlezen. Dat doe ik met mijn nichtjes ook. Als ik daar ben, krijgen ze verhaaltjes van tante Martha.
Vroeger werden mijn zusje en ik ook voorgelezen. Ik weet niet precies wanneer het ophield. Het was wel altijd hetzelfde: een verhaaltje en een liedje. Zowel mijn vader als mijn moeder las voor en zong een liedje. Vaak waren het gedichtjes van Annie MG Schmidt of Jip en Janneke of Pluk van de Petteflet.
Maar mijn favoriete verhaal was er een die mijn vader zelf geschreven had. Ik heb het dus niet van een vreemde, dat schrijven!

Over de Wispeltroet.

De Wispeltroet is een klein zwart mannetje dat vliegjes wilde vangen, maar zijn pootjes waren te kort en dus kon hij de vliegjes niet goed vangen. De vliegjes pestten hem daar zo mee, dat de Wispeltroet wegvluchtte, hoger de boom in waar hij zat. Daar kwam toen een goede fee, Zij vroeg waarom de Wispeltroet zat te huilen. Het mannetje legde het uit en de goede fee gaf hem vleugeltjes om de vliegjes mee te vangen. Maar de Wispeltroet werd overmoedig en vroeg steeds om meer, tot hij eindelijk weer het kleine mannetje was met te korte pootjes die geen vliegjes kon vangen. Uiteindelijk loopt het allemaal goed af.
Het verhaal was door mijn vader uitgetypt op een aantal velletjes papier en vermenigvuldigd met velletjes carbonpapier ertussen. Toen ik de map zag waar de verhaaltjes in zaten, lag die helemaal uit elkaar. Het verhaaltje was stukgelezen, door mij, door mijn vader. Het snelhechtertje was gescheurd en het plastic voorkantje zat er allang niet meer op. Maar het Wispeltroet verhaal is mijn meest dierbare voorleesherinnering. De naamgeving van de Wispeltroet vind ik net zo vindingrijk als het gedicht van de Blauwbilgorgel van Cees Buddingh’:

Ik ben de blauwbilgorgel,
Mijn vader was een porgel,
Mijn moeder was een porulan,
Daar komen vreemde kind’ren van.
Raban! Raban! Raban!
Ik ben de blauwbilgorgel,
Ik lust alleen maar korgel,
Behalve als de nachtuil krijst,
Dan eet ik riep en rimmelrijst.
Rabijst! Rabijst! Rabijst!
Ik ben de blauwbilgorgel,
Als ik niet wok of worgel,
Dan lig ik languit in de zon
En knoester met mijn knezidon.
Rabon! Rabon! Rabon!
Ik ben de blauwbilgorgel,
Eens sterf ik aan de schorgel,
En schrompel als een kriks ineen
En word een blauwe kiezelsteen.
Ga heen! Ga heen! Ga heen!

Meer weten of vragen?

Ben je geïnteresseerd geraakt door dit blog? Stuur me een berichtje en help je verder!

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest